150 ml visbouillon (of kruiden- of groentebouillon)
350 ml slagroom
50gr mais (blik)
Bereiding:
Pompoen:
Gaar de pompoen in gezouten water. w
Nadien mixen met 50g room en klontje boter
Makreel:
Verwijder de graten uit de makreel met een gratentang. Je kunt de graat in het midden er ook eventueel uitsnijden.
Trek het vel van de makreelfilet en smeer de filet met behulp van een kwastje in met eiwit.
Kruid met zout en peper en leg met de eiwitkant op het brood.
Snijd het brood strak langs de filet af.
Spinazie:
Blancheer de spinazie ongeveer 10 seconden in kokend water en spoel direct koud in ijswater.
Snijd grof en laat uitlekken op een zeef zodat het overtollige vocht eruit loopt.
Verwarm de saus in een pannetje en stoof de spinazie op met boter, peper en zout en eventueel een beetje nootmuskaat.
Groenten:
Schil en kook de raapjes in de schil in ruim water met zout gaar en laat ze in het vocht afkoelen.
Snijd de radijsjes in dunne plakjes, maak ze aan met peper, zout en olijfolie.
Witloof opkuisen en de blaadjes opzij houden voor afwerking.
Saus:
Sjalot fijn snijden en aanstoven in olijfolie.
Saffraan toevoegen en even mee stoven.
Wijn toevoegen in laten inkoken.
Nadien room en mais toevoegen, inkoken.
Vlak voor het serveren mixen.
Afwerken met boter.
Bak de makreel (in de voorbereiding) op de toastkant tot deze krokant is.
Draai de makreel 30 seconden op de andere kant (in een voorverwarmde oven op 130 °C kan ook). De broodkant moet krokant zijn en de kern van de makreel mag rauw/glazig zijn.
Dresseer de spinazie op een voorverwarmd bord en leg er de makreel met de broodkant naar boven op.
Snijd de olijven in tweeën en dresseer met de radijsjes, de raapjes, en de witlof op de makreel.
Garneer met de waterkers
Dresseer per bord 1 eetlepel saus om het gerecht heen.